Wachten

“Hoe voelt het om binnenkort 102 jaar te worden?“. Met een glimlach zegt Elizabeth “Vorig jaar dacht ik, waarom zou ik geen 102 jaar kunnen worden? Maar het gaat wel achteruit. Het zien en het horen” Daarna volgt een verhaal over de nieuwe gehoorapparaten die binnenkort klaar zijn. Ieder jaar vraagt ze zich af: zou het mijn laatste jaar zijn? Zou het mijn laatste Kerstmis zijn? Aan deze vragen ontkom je volgens Elizabeth niet. Ze vindt dat ze geen reden heeft om er tegenop te zien. “Het komt een keer, daar leg ik me maar bij neer, ik wacht het maar af, dat moet je toch”.

Elizabeth gaat er vanuit dat alle mensen op hoge leeftijd zich afvragen of iets voor het laatst zal zijn. Hoe zou je leven eruit zien als je die vraag aan jezelf stelt? Wat is het effect van die vraag? Hoe ga je met die ‘wacht’-tijd om? Als je ergens op wacht, dan blijf je waar je bent. Dat klink best passief. Je komt pas in beweging als datgene waar je op wacht, gebeurt. Afhankelijk van je wereldbeeld, kan het overlijden een fase van transitie of het definiteve einde zijn. Of iets daartussen. In ieder geval is het wachten dan (voorlopig) voorbij.

Opvallend is dat wachten gericht is op dat wat gaat komen. Terwijl de meeste gespreken met ouderen gaan over wat is gebeurd. Vroeger is omvangrijk en concreet. De toekomst is kort en onbekend. Een gesprek over het levenseinde is meestal niet vanzelfsprekend. Als opstapje kun je iemand vragen waar men de komende tijd aandacht voor wil hebben. Waar wil men ‘de wacht bij houden’? Dat is actiever dan wachten. Je moet namelijk ergens op letten. Dat kan helpen om een gesprek over het levenseinde samen te voeren. Het gaat namelijk niet alleen over het overlijden. De tijd tot dan is ook het bespreken waard.